Onze lieve hond Cayli is overleden op 07-08-2010 aan de ziekte Maligne Histiocytose.
Een paar weken voor haar dood zeg ik tegen mijn man dat we Cayli meer moeten aaien, meer korte momenten met extra aandacht moeten inlassen en haar vaker binnen moeten laten omdat ze niet gelukkig lijkt.
We hadden een baby gekregen en dachten dat onze Cayli misschien een beetje treurde om de aandacht die aan haar verloren ging.
Ondanks de extra aandacht werd ze niet fitter. Vrolijk was ze wel. Maar dat waren maar korte momenten. Als je haar aanhaalde, als je haar riem pakte of gewoon als je haar naam riep. Achteraf kan ik me tegen mijn kop slaan dat we niet naar een dierenarts zijn gegaan. Maar omdat ze pas net 7 was geworden en ze geen koorts had, geen pijn leek te hebben alleen wat trager werd, dacht ik niet dat er iets levensbedreigends aan de hand kon zijn.
Onze Cayli was lang een pup in haar hoofd. Tot haar derde jaar dacht ze dat ze pup was en liep ze onhandig met haar grote lijf achter de kleine kinderen aan. Voorzichtig probeerde ze te zijn, maar ze was te groot en te enthousiast om botsingen met de kinderen te voorkomen. De kinderen waren dat gewend en stoeiden en speelden met haar. Maar van de een op de andere dag leek ze volwassen te zijn geworden. Zomaar ineens. Ze was nog steeds vrolijk, dapper, lief en hartstochtelijk. Maar het impulsieve en het overenthousiaste leek getemperd. Opgelucht haalden we adem. Ze leek volwassen te zijn geworden. En dat was ze. Er was een nieuwe pup in huis gekomen, en zij was de baas. ZIj bepaalde wie waar liep, wie wanneer at en vooral wanneer er gespeeld werd.
En zo werd onze Cayli van de een op de andere dag, vlak na haar zevende verjaardag, voor ons ineens bejaard. Althans. Dat dachten wij. De overgang van jonge hond naar volwassene was zo abrupt gegaan, dus waarom niet de overgang van volwassene naar bejaarde. Ze was nog steeds vrolijk, enthousiast, en vol goede moed, maar ze werd wel langzamer. Steeds een beetje langzamer.
Op woensdag zeg ik tegen mijn zusje:"Volgens mij is er iets met onze hond, maar ik weet het niet zeker. We moeten haar in de gaten houden."
Op donderdag zeg ik tegen mijn man:"Er is iets, maar ik weet niet wat. Als het morgen nog zo is bellen we de dierenarts."
Op vrijdag kijk ik naar Cayli en zie dat het mis is.
Ik bel de dierenarts en hij komt meteen.
Hij vraag of zij gif heeft kunnen eten. Haar slijmvliezen zijn zo bleek.
Ik zeg dat dat onmogelijk kan zijn.
Hij zegt dat we meteen naar een kliniek moeten. Het is dan 12 uur in de middag en om half 1 kunnen we er terecht.
We springen meteen in de auto en gaan.
Cayli wordt aan allerlei testen onderworpen. Een voor een worden ziektes uitgesloten.
Duidelijk is wel dat ze te weinig rode en witte bloedcellen heeft en bijna geen bloedplaatjes. Haar beenmerg functioneert niet meer.
Ze geven een cocktail aan medicijnen, in de hoop het beenmerg weer op gang te brengen. Het infuus blijft zitten. Zodat ze de volgende dag weer aangesloten kan worden voor een nieuwe cocktail. Ze doen acupunctuur. Alles om het beenmerg maar aan de gang te krijgen. De volgende morgen om 9 uur moeten we terug komen. Dan komen meer uitslagen van onderzoeken en zal ze weer een cocktail krijgen.
Om 9 uur zijn we er weer. Ze is nog zwakker dan de dag ervoor. Ze krijgt de cocktail. Ze kan zelf niet meer in de auto springen en ook niet meer zelf er uit komen. Van een levendige bejaarde hond van 3 dagen daarvoor is niks meer over.
De energie lijkt uit het lichaam te vloeien.
's Nachts heb ik naast haar geslapen. Telkens als ik haar aaide hoorde je een doffe klop van haar staart. Ze wilde kwispelen, maar meer dan een enkele slag kwam er niet.
Ze had geen pijn zei de dierenarts. Ze mocht zich alleen niet stoten of vallen, want als ze zou gaan bloeden zou ze het niet overleven.
Om half 12 staat ze ineens op van haar plek in de keuken. Ze moet plassen.
Ik roep naar mijn man dat het beter lijkt te gaan. In een seconde krijg ik hoop. "We gaan het redden", roep ik verrukt uit.
We redden het echter niet.
Ze sjokt tot naast het huis, laat zich vallen tussen de lage struikjes en laat haar urine lopen.
En dan weet ik het.
Het is over.
Ze wil sterven.
We bellen wederom naar de dierenarts. Een beslissing is genomen. Ze blijkt Maligne Histiocytose te hebben.
Ze is ons te lief geweest. Ze heeft ons beschermd en van ons gehouden. Ze was een van ons. En een van ons hoort niet te lijden.
De dierenarts komt. Ik lig naast haar. Door de naald van het infuus krijgt ze haar spuit. En dan slaapt ze in.
Zeven jaar is ze geworden.
Zeven jaren hebben wij geleefd met deze fantastische hond.
In zeven jaar heeft het gezin zich op alle mogelijke manieren uitgebreid en zij was daarvan de altijd vrolijke getuige.
Zij is de eerste waarvan wij afscheid hebben moeten nemen.
De eerste die hier is gegaan en dat doet pijn.
Want waar je van houdt wil je voor altijd bij je hebben. Helaas heeft het niet zo mogen zijn.
Wij bedanken Cayli voor elk moment dat zij er was. Voor alle liefde, trouw en vriendschap.
We danken haar dat zij een van ons heeft mogen zijn.
Na haar dood heb ik de fokker gebeld, die had geen zin om mij te woord te staan. Maligne Histiocytose kwam tenslotte niet in haar fokkerij voor.
Ook de rasvereniging heb ik gemaild. Met de vraag of zij het medische dossier van Cayli wilde hebben. Zodat zij beter in kaart konden brengen welke ziektes er zich blijkbaar onder het ras bevinden ben bij welke fokker. Van hun kreeg ik geen enkele reactie.
Vandaag kreeg ik een mail van de Nederlandse rasvereniging. Zij zijn wel geïnteresseerd in de medische gegevens.
Gelukkig. Gelukkig zij wel.
En hopelijk hebben zij hier wat aan.
Annemarie H.