De eerste keer dat ik Fry zag, lag hij prinsheerlijk in de achtertuin van mijn vriendin Jeannette op een avocado te kauwen. Hij liep vaak rond in haar tuin en hij vrat waarschijnlijk zo'n 2 a 3 avocado's per dag. Die avocado's plukte hij zelf van de bomen, waardoor deze mooie, slimme en bovenal lieve Labrador zo'n 130 pond woog. Ik bezocht Jeanette elke 3 maanden 3 dagen en leerde Fry zo goed kennen. Ik wilde hem best wel vaker zien, maar wij woonden er 7 uur rijden vandaan. Als ik Jeanette bezocht, stopten we Fry vaak in bad omdat hij zo vuil was. Ook kwam het regelmatig voor dat hij onder de vlooien, teken en wormen zat. Wij spraken de eigenaar er op aan, maar die deed er weinig aan. Wij boden verschillende malen aan om de zorg voor Fry op ons te nemen en na lang zeuren waren de eigenaars eindelijk bereid om hem aan ons over te dragen. Fry was inmiddels lusteloos geworden, hoeste en spuugde veel en had artrose. In Augustus 2000 kwam Fry bij ons wonen.
Toen wij hem mee naar huis namen, brachten we hem meteen naar onze dierenarts. Gedurende de volgende 4 maanden werd hij behandeld voor een oorontsteking, die waarschijnlijk het hoesten en spugen veroorzaakte. We kregen het advies hem Benadryl te geven, omdat het probleem niet alleen de oorontsteking zou zijn. Het bleek inderdaad te helpen en hij kreeg de Benadryl voor de resterende 2 jaar van zijn leven.
We hadden het geweldig samen! Hij werd slanker door de goede voeding, beweging, liefde en aandacht. Hij hield ervan op de achterbank van de auto te zitten en zich rond te laten rijden als ik boodschappen moest doen. Hij rende als een gek achter tennisballen aan en was bijzonder gracieus in het zwembad. Hij vond het heerlijk bij ons te zijn en wij vonden het geweldig hem in onze familie te hebben. Fry was ongeveer 7 jaar oud toen hij bij ons kwam. We dachten ons leven nog minstens 4 à 5 jaar met hem te mogen delen, maar dat mocht helaas niet zo zijn. Toen hij ongeveer 9 jaar oud was, werd hij wat zwakker. Ongeveer een maand nadat wij een andere oudere hond in huis hadden genomen, viel ons dit op. Eerst dachten wij dat hij niet blij was met de nieuwe aanwinst, maar werden echt bezorgd toen hij een week later niet meer wilde eten. We brachten hem direkt naar de dierenarts die allerlei testen uitvoerde. Uit een van de onderzoekjes kwam naar voren dat hij bloedarmoede had, maar de oorzaak was niet duidelijk. Daarvoor waren meer onderzoeken nodig. Natuurlijk maakten we ons grote zorgen, maar we waren er van overtuigd dat de dierenarts hem weer beter kon maken. Echter, na drie weken van testen, oxyhemoglobin transfusies (handgemaakt bloedproduct) om hem sterker te maken en bezoeken aan een dierenarts specialst voor een beenmerg punctie, werden we met de dag bezorgder. Uiteindelijk kregen we het vreseijke nieuws dat Fry aan de dodelijke ziekte Histiocytose leed en we niets voor hem konden doen. De ziekte zat in zijn beenmerg en vernietigde de stamcellen die voor rode bloedlichaampjes en bloedplaatjes zorgen. Fry kon zelf geen bloed meer aanmaken. Mijn hart stopte.... We waren geschokt en met afschuw vervuld. Dit kon niet waar zijn; Fry leefde juist zo gezond de laatste tijd! Hij had eindelijk een fijn tehuis met de best mogelijke verzorging. Zijn vacht glansde zo prachtig en hij was zo knap. Maar we wisten dat zijn conditie niet stabiel was en hij werd iedere dag zwakker. We moesten hem om de paar dagen naar de dierenarts brengen voor een oxyhemoglobin transfusie en omdat het aantal rode bloedlichaampjes dramatisch laag was (omdat zijn lichaam deze cellen niet meer aanmaakte) kreeg hij ook echt hondenbloed toegediend. Het echte bloed maakte dat hij zich ongeveer een week beter voelde en we probeerden chemo therapie met een erg duur medicijn. Een week later hoorden we dat deze eerste chemo ronde geen effect had gehad. Meerdere malen kregen we het advies hem in te laten slapen. Het was een moeilijke tijd, want op de bloedarmoede na, leek het goed met hem te gaan. We wisten echter dat wanneer er weinige rode bloedlichaampjes waren, Fry sneller en sneller moest ademen. Dat was de reactie van zijn lichaam op het zuurstofgebrek in de cellen, veroorzaakt door het tekort aan zuurstof-vervoerende rode bloedlichaampjes. Na zijn laatste bloedtransfusie, begon zijn lichaam van binnenuit te bloeden. Het aantal bloedplaatjes was nu veel te laag. Op dat moment wisten we dat we alles geprobeerd hadden en dat we hem niet langer mochten laten lijden. We waren er redelijk zeker van dat hij nog maar een paar uur te leven had en we wilden niet dat hij nog meer ademhalingsproblemen zou krijgen. We moesten hem laten gaan. Onze dierenarts was erg lief voor ons en ook voor Fry. We fluisterden lieve woordjes tegen hem en streelden en knuffelden hem zachtjes gedurende die laatste ogenblikken. Hij sliep heel vredig in. Tussen het moment dat we Fry voor het eerst naar de dierenarts brachten en het moment dat hij insliep zaten 5 weken. Wat een verschrikkelijke nachtmerrie!
Nadat Fry was overleden zocht ik naar informatie over Histiocytose. Ik was met afschuw vervuld door wat er gebeurd was. Ik moest uit zien te vinden of we meer hadden kunnen doen of niet. Gebruik makend van het internet en Fry's medische gegevens, wist ik uit te vogelen wat er misschien gebeurd was. Uit zijn medische gegevens bleek dat Fry's diagnose Systemische Histiocytose was. Deze ziekte begint anders dan Maligne Histiocytose, maar er is nog weinig over bekend. Systemische Histiocytose vindt men in de slijmvliezen, lymphklieren en beenmerg. Sommige bronnen zeggen dat het een progressieve ziekte is die voortdurende immunotherapie vereist en fataal kan zijn. Toen ik deze informatie onder ogen kreeg, vroeg ik mij af of Fry deze ziekte al had toen we hem in huis namen en dat het misschen de oorzaak was van zijn oor- (slijmvliezen) en keelproblemen (weer; slijmvliezen). Aangezien dit een zeldzame ziekte is, zou de diagnose moeilijk te stellen zijn. Op de een of andere manier was het ons onbewust gelukt deze ziekte in toom te houden, tot het stiekem in zijn beenmerg sloop en een kwaadaardig probleem werd. Hoewel Fry waarschijnlijk een genetische aanleg voor deze ziekte had, vraag ik mij toch af of hij een betere afweer tegen deze ziekte hadopgebouwd indien men beter voor zijn immuunsysteem gezorgd had (betere bestrijding van vlooien, teken en wormen)? Natuurlijk zullen we het nooitweten, maar ik denk steeds dat de zorg die Fry kreeg (of liever gezegd niet kreeg) voor hij bij ons kwam van grote invloed was in zijn latere jaren. Ik vraag me ook af of indien de histiocytose reeds in zijn lichaam sluimerde, het in huis nemen van de nieuwe hond zoveel spanning heeft gegeven dat Fry in een neerwaartse spiraal terecht kwam. Zou hij nu nog in leven zijn als we hem deze verandering niet hadden opgedrongen? We zullen nooit te weten komen of dat iets had uitgemaakt. Wat ik echter wel weet, is dat wij intens dankbaar zijn voor de 6 jaar dat wij hem kenden en voor de twee prachtige jaren die we samen hebben mogen delen. Deze speciale relatie veranderde ons leven voorgoed.
Sheila Bowden en Steve Ross